Overzichtskaart VIP
> Dit tafereel stelt de Spaanse hertog Franciscus Borgia (1510 -1572) voor die na de dood van keizerin Isabella van Portugal zijn adellijke titel afzwoor om toe te treden tot de Jezuïeten en later heilig verklaard zou worden. Hier, bij de lijkkist van Isabella, slaat Pietje de Dood vriendschappelijk zijn arm rond de hulpeloze hertog, die hierna tot inkeer komt. De portretten in de kamer stellen wellicht de in Strijtem begraven moeders voor van de schenkende families van dit brandglasraam. Het gezicht van Isabella van Portugal is dat van schenkster Sophia Rooseleer. Borgia dan weer heeft het gezicht van Baron de Failly uit Strijtem, hoewel sommige bronnen het toeschrijven aan niemand minder dan de maker van de brandglasramen zelf, Henri Heyden. Zou het kunnen dat voor het laatste raam dat Heyden maakte hij het tijd vond om zichzelf er in te portretteren? Overigens vind je zijn signatuur terug op elk brandglasraam, hier staat zijn naam op de lijkkist onderaan. Let ook op de schitterende kleuren van het glas. De taferelen zijn steeds afgezoomd met overdadige ornamenten en kleuren in barok- en rococo-sfeer. De afbeelding van Pietje de Dood komt in de kerk van Strijtem talloze malen voor.
> Altijd weer wil pastoor Cuylits zijn parochianen confronteren met contrasten van leven en dood, zonde en geloof, goed en kwaad. Op ditzelfde brandglasraam staat trouwens nog een tafereel van skeletten die de dodendans uitvoeren. Eén van die witte spoken draagt een mijter en een ander een kroon, waarmee Cuylits wil duidelijk maken dat ook kardinaal en koning niet aan de dodendans ontspringen onder het motto 'Op 't zingen van de dood moet springen klein en groot'! Een lokale legende vertelt dat Kardinaal Mercier, die de kerk zou hebben bezocht, bij het bekijken van dit brandglas de volgende woorden uitte: "U ontmoedigt mij mijnheer pastoor". Nog bij die dansende lijken staat een grafkruis met daarop 'Hier rust B. De Braekeleer'. Op het moment dat dit raam werd gemaakt was de Strijtemnaar met die naam nog in leven! Had pastoor Cuylits een conflict met die man en wenste hij hem in het graf?
Startpagina > Wandelen > Voettocht in Pajottenland
5. Strijtem
> Kerkgids Luc Van Liedekerke (foto rechts) kruipt wel eens in de klederen van pastoor Cuylits en geeft een uitstekende en levendige rondleiding zoals Cuylits dat zelf zou hebben gedaan: Met veel zwier, op belerende toon en met af en toe wat krasse uitspraken. Luc Van Liedekerke is tevens auteur van 2 werkjes die de kerk van Strijtem en zijn merkwaardige pastoor op een erg toegankelijke manier meer in detail beschrijven.
Kasteel Strijtem rond het begin van de 20ste eeuw (postkaart)
Pastoor Cuylits op oudere leeftijd, foto op zijn doodsprentje.
Cuylits in een brandglasraam
In 1907 werd pastoor Cuylits van Strijtem naar Gooik over geplaatst. Ter herdenking van dat afscheid vond in 2007 een evocatiespel plaats.
Cavalié Mercer
Voorstelling van de duivelse verleidingen waaraan de mens wordt blootgesteld (foto VTB)
Voorstelling van de duivelse verleidingen waaraan de mens wordt blootgesteld (foto VTB)
> We verlaten over de Voettocht in Pajottenland Pamel voor een andere dorp van Roosdaal: De VIP loopt dwars over een veld, dat regelmatig wordt omgeploegd maar waar je recht van doorgang hebt. Zo komen we in Strijtem. We lopen even door een wijk. Langs een brede asfaltbaan met snelheidsremmers passeer je opnieuw een kapel: De Kapel van de Zeven Beuken.
> We zijn nu sinds de start in Sint-Kwintens-Lennik 20 km gevorderd over de Voettocht in Pajottenland. Over een brede weg draai je nu links naar Strijtem toe, op de kerk af. Op de rechterkant zie je 'het Koetshuis' liggen, oorspronkelijk deel van het kasteeldomein dat wat verborgen ligt achter bomen. Het Koetshuis werd door de gemeente Roosdaal aangekocht in 2003, het werd opnieuw opgebouwd en vormt sinds 2008 het ontmoetingscentrum voor Strijtem met oa een cafetaria en vergaderruimtes.
> Hier verlaten we de kerk om nog wat te stappen over Voettocht in Pajottenland. Strijtem heeft nog een paar cafés en een winkeltje. De VIP komt langs deze plaatsen en gaat aan de superette links, zo komen we uiteindelijk weer op de brede Lostraat bij grote schoolgebouwen.
> We zijn nu op de grens met het vierde dorp van Roosdaal dat we langs de VIP passeren: Borchtlombeek.
Strijtem & de slag bij Waterloo
> De Pajotse dorpen hadden in de middeleeuwen en ook nog daarna regelmatig te lijden onder rondtrekkende vreemde legers, zoals Oostenrijkers en vooral Fransen. Daarbij werden de oogsten en opbrengsten van de boerenbevolking vaak geviseerd om de soldaten en hun paarden te voeden. De kracht van macht. Het was niet anders in 1815 te Strijtem toen ook hier, zoals in andere Pajotse dorpen, troepen van het Britse leger er verzamelden in afwachting van de grote confrontatie met Napoleons troepenmacht. Dankzij het dagboek van officier Cavalié Mercer weten we hoe het er aan toe ging die dagen in Strijtem. Het is van grote waarde voor de Strijtemse heemkunde.
> Mercer wacht in Strijtem op een marsbevel en ondertussen heeft hij alle tijd om de streek te bezoeken en zich in veel lyrische bewoordingen uit te laten over het Pajottenland. Hij is duidelijk een belezen man en enige invloed van de romantische gedachtenstroming is hem niet vreemd. Nochtans liet hij zich aanvankelijk in weinig vleiende woorden uit over Strijtem. Hier is het verhaal:
> Mercer is met zijn troepen korte tijd in Dendermonde gelegerd als hij op 1 mei 1815 plots een marsbevel krijgt om zich verder zuidelijk te verplaatsen naar Strijtem. Hij heeft geen flauw idee waar hij zal terechtkomen. In Dendermonde krijgt hij een oude landkaart mee om het dorp te vinden, want de weg vragen aan het boerenvolk onderweg valt niet mee: 'het kan die mensen eigenlijk niet schelen, hun kennis gaat niet verder dan 2 of 3 mijlen van hun woonplaats'. Verder in zijn dagboek heeft hij het over de vriendelijkheid van de Vlamingen maar ook weer over een zekere onverschilligheid: 'Volgens mij kan het hen geen barst schelen of ze nu onder het Napoleontisch regime vallen of onder het huis van Oranje, zolang ze maar niet worden gestoord in hun boerenleven'. Wellicht is dat de nagel op de kop, wetende dat Vlaanderen eeuwenlang allerlei vreemde mogendheden over zich heen heeft weten rollen, al wat de boeren op den duur waarschijnlijk nog wensten was om gerust te worden gelaten, wie ook de bezetter was. En de boer, hij ploegde voort...
> Van Dendermonde trekt Mercer met zijn troepen via Lebbeke naar Asse. Mercer is aangenaam verrast door het heuvelend karakter dat het landschap plots aanneemt. Sinds hij in Oostende was ontscheept had hij niet zo'n mooi, groen, heuvelend en vruchtbaar landschap gezien met prachtige uitzichten, duidelijk dat hij hier voor het eerst kennis maakt met het Pajottenland. 'I thought I had never seen anything half so rich as the fine landscape spread before me...'. In Asse weten ze waar Strijtem ligt, ze sturen hem de juiste richting uit maar Mercer en zijn troepen verdwalen blijkbaar toch onderweg naar Strijtem. Een boer, die is uitgestuurd met een aanbevelingsbrief, sommeert Mercer in gebaren om hem te volgen.
> Naarmate de kolonne korter bij Strijtem komt wordt zijn stemming bedrukter: 'De weg werd nog slechter. Na een korte afstand te voet komen we langs een wagenmaker en iets verder was een wat bredere plaats met een armzalige kerk, een miserabel café, een smidse en 2 zeer grote hoeven met een paar krakkemikkig uitziende gebouwen. Onze gids liet ons verstaan dat dit Strijtem was.' Mercer's eerste kennismaking met Strijtem en het lijkt wel het einde van de wereld! 'Wat een teleurstelling, deze plek is zo miserabel vergeleken met de mooie brede straten en grote huizen van andere dorpen die we zagen dat men zich amper kan voorstellen dat dit nog steeds hetzelfde land is'.
> Mercer en zijn mannen kwartieren in het oude kasteel van Strijtem. Dat staat al enkele jaren te verkommeren aangezien barones Van Volden haar tijd vooral in Brussel doorbrengt. Mercer beschrijft het op het eerste zicht als een lelijke hoop stenen waarrond een slotgracht waarvan het water er al even groen uitziet als de bomen rondom. Hij kiest voor zichzelf een grote salonkamer uit met open haard en waarin eeuwenoude portretten ophangen van het adellijke geslacht Van Volder.
Cavalie Mercer beschrijft zijn verblijf in Strijtem ook vaak met een vleugje typische Britse droge humor. Zo kan hij de eerste nacht niet slapen door het oorverdovende gekwaak van kikkers in de slotgracht. Hij verklaart dat nachtlawaai als de wraak voor het verstoren van de rust van de oude kasteelbewoners, die hem in zijn salon vanop die oude portretten aanstaren. Dat kikkergekwaak moet hen trouwens danig op de zenuwen hebben gewerkt, hij beschrijft het als het meest ergerlijke probleem tijdens hun verblijf in Strijtem! Ze werden zo gek van het gekwaak dat ze op een dag aan de tuinman vragen om de watertoevoer naar de slotvijver af te sluiten, zodat die op den duur komt droog te liggen. Door de warmte verspreiden de stervende algen en waterplanten echter zo'n stank rond het kasteel dat ze toch al snel beslissen om de vijver weer vol te laten lopen. Dan nog liever kwakende kikkers dan stank!
> De inwoners van Strijtem zijn duidelijk niet happig om weer een vreemd leger te huisvesten en te onderhouden. Enkele voorname boeren trekken met de champetter naar het kasteel om zichzelf vrij te pleiten van verplichtingen tot voedsellevering aan de Britten. Mercer aanhoort wel hun geweeklaag over de armoedige staat van het dorp en hun levensomstandigheden maar maakt uiteindelijk korte metten met de Strijtemnaars en hun jammerklacht. Hij roept er één van zijn officiers bij en zet de boeren onder druk om binnen 2 uren weer op het kasteel te staan met het opgeëiste voedsel, zoniet stuurt hij zelf zijn mannen er op uit. Er zit niks anders op voor de Strijtemnaren dan te gehoorzamen. Overigens bedienen Mercer en zijn mannen zich ook van de omliggende velden om regelmatig te gaan plunderen voor paardenvoer. Mercer praat dat half goed door te stellen dat zijn mannen - niet zoals veel andere garnizoenen - zorgzaam plunderen en daarbij niet het hele veld vertrappelen.
> De weken gaan voorbij en Mercer benut ze vooral door als een echte toerist op verkenning te gaan in het Pajottenland. Dorpen en steden zoals Halle en Brussel worden bezocht en ook een bezoek aan het oude kasteeldomein van Gaasbeek beschrijft hij uitvoerig. Hij lijkt zich echter vooral uit te leven in ritjes te paard door de velden rondom Strijtem en in het bos van Liedekerke. Gaandeweg verandert zijn houding helemaal en Mercer gaat van Strijtem, van zijn kasteel en van het Pajottenland houden. Telkens weer beschrijft hij in lyrische woorden de kleine valleien, groene omgeving en vruchtbare akkers rond Strijtem. Als hij weer 'naar huis rijdt' na één van zijn uitstapjes is hij altijd weer blij in Strijtem te komen. Hij voelt er zich veilig geborgen tegen het kanongebulder in de verte, aangezien de wegen rond Strijtem volgens hem een echt labyrint vormen.
> In zijn dagboek beschrijft hij ook vrij gedetailleerd de gewoonten van de Strijtemse bevolking. Over het Pajotse bier heeft hij geen goed woord over, hoewel zijn eigen soldaten er niet aan konden weerstaan. Hij beschrijft de faro als een mix van koeienstront met water: 'De verkoop van dit vergif vindt plaats in een klein café ('cabaret') bij de kerk. Het was er na het uur van de paardenverzorging gewoonlijk een drukte van onze mannen die zich vreemd genoeg zonder probleem mengden met het lokale klootjesvolk, tot mijn eigen verbazing'.
> Op 16 juni, 6 weken na zijn aankomst in Strijtem, krijgt Mercer het marsbevel om op te trekken richting Edingen. Enkele dagen later zou te Waterloo de grote confrontatie met Napoleons leger plaats vinden.
Kapel van de Zeven Beuken
> Het kapelgebouwtje dat je hier op dit kruispunt van wegen ziet, werd voor het laatst gerestaureerd in 1987 door de Strijtemse Landelijke Gilde. Sinds 1918 staat er hier een kapel, op een plaats waar altijd 7 beuken stonden. Volgens de legende zou er onder elke beuk een heks begraven zijn geweest. Niet verwonderlijk dat op zo'n heidense plek dan ook aan elke beuk een kapelletje werd opgehangen.
De huidige beuken zijn jong aangeplant na 2000 en staan veel wijder rond de kapel. De kapel is gewijd aan OLV van Zeven Weeën. Vermeldenswaard is ook dat hier in 1903 de toespraak van priester Daens aan de hopboeren van Strijtem plaats vond. We komen hierop verder nog terug als we het levensverhaal van de bijzondere Strijtemse pastoor Cuylits schetsen.
Muurfresco's
> Voor we de Tempel van God betreden, vertoeven we nog even in het rijk der zonde in het portaal. Op de muur fresco's (in restauratie in 2009) getekend door dezelfde kunstenaar, Henri Heyden, die ook tekende voor de brandramen in de kerk.
> Eén ervan stelt de beproevingen voor die de mens moet doorstaan, voorgesteld met kruisen die deze levenslasten symboliseren: Schande, pijn van geest, scrupules, vernederingen, gevangenis,...
> Op een andere fresco zien we een kwaadaardige duivel die overal vallen heeft geplaatst om de mens te lokken naar de zonde. En dat zijn een pak verlokkingen zoals je kan zien, lees even mee: 'Eerzucht, vadsigheid, praalzucht, geldzucht, koppigheid, opstand, godsverachting, toorn, eigenzinnigheid, wellust, slechte gazetten, wulpsche schriften, rijkdom, volksverleiding, dieverij, luiheid, spotternij, bal, ontucht, vuile liedekens, slechte klap, vleierij, haat, bedrog, wraakzucht, drank, overspel'. Zelf houdt de duivel ook een val in de hand, die van de 'braspartijen'.
> Na de nodige waarschuwingen van pastoor Cuylits stappen we het kerkschip binnen. Onmiddellijk valt de kleurrijke aankleding van de kerk op: Heiligenbeelden, de vrij unieke papieren muurbekleding met medaillons en vooral de schitterende brandglasramen.
Brandglasramen
> De mooie en zeer aparte brandglasramen in de zijbeuken zijn de meest bijzondere toevoeging aan het kerkinterieur door pastoor Cuylits. Er zijn er 12 en ze zijn het werk van kunstenaar-glazenier Henri Heyden. Hij heeft tussen 1900 en 1913 aan een 15-tal kerken in België brandglasramen geleverd en had de gewoonte om zeer klantgericht zijn opdrachten af te werken.
> Met pastoor Cuylits moet hij alvast behoorlijk wat werk hebben gehad. Niet enkel omdat zelfs in de keuze van de taferelen tot in de details overduidelijk de signatuur van Cuylits op te merken valt, maar ook omdat de hoofden van de personages in veel voorstellingen gebaseerd zijn op die van inwoners uit het dorp, die hiervoor wellicht hebben geposeerd. Bovendien gaf Cuylits aan Heyden ook de opdracht om ook de muren te voorzien van versieringen. Hoewel elke brandglasraam een ontdekking is op zich kunnen we hier niet zo diep in detail gaan, we zetten dus de spot op maar enkele opmerkelijke taferelen en details.
> De brandglasramen werden gefinancierd door begoede burgers. Dat van patroonheilige Sint-Martinus van Tours werd betaald door zijn broer Felix Cuylits. Een mooie gelegenheid om de familie in brandglas te vereeuwigen. Het gezicht van bisschop Martinus is dat van Felix en de priester die zich aan hem onderwerpt en de parochie Strijtem op een schotel aanbiedt is niemand minder dan pastoor Cuylits zelf.
Pastoor Cuylits
> Het fantastische kerkinterieur van Strijtem is te danken aan de dynamische en energieke pastoor Cuylits (1856 - 1928). Hij was amper 9 jaren pastoor van Strijtem maar drukte in die korte periode een onuitwisbare stempel op de Strijtemse geschiedenis. Als je door het kerkgebouw van Strijtem wandelt, welt automatisch de vraag op wat voor een man die pastoor Cuylits wel was.
> Jean-Paul Cuylits werd op 22 juni 1856 in Ukkel geboren in een welgesteld gezin. Zijn vader was arts en de familie woonde voor die tijd vrij luxueus in een villa met parkdomein. Na zijn humaniorastudies trad hij in het Groot Seminarie van Mechelen binnen om er buiten te komen als gewijd priester op amper 22-jarige leeftijd. 15 jaar geeft hij les in Brussel om dan in 1893 onderpastoor te worden in Elsene. Met meer dan gewone belangstelling volgde Cuylits de sociaal-economische ontwikkelingen van die tijd, met name de industrialisatie en de er aan verbonden uitbuiting van arbeiders en boeren lag hem nauw aan het hart. Cuylits behoort net zoals priester Daens in het progressieve kamp dat aktief de kant kiest van de gewone werkman. Daarmee komt hij ook in conflict met de conservatieve katholieke partij en haar voorzitter Charles Woeste.
> Hoe kan je aan Pajottenlanders, die houden van lekker eten, het paradijs beter voorstellen als een oneindige en rijkgevulde tafel met drank en spijs in overvloed? De kelners zijn engelen die gebraad, taart en gebak overvloedig serveren. Pastoor Cuylits versie van de hemel waar je rijstpap met gouden lepeltjes eet. Engelen spelen hemelse muziek op harp en luit. Tweede van links is het gezicht van de kasteelvrouw van Strijtem.
> Enkele brandglasramen hebben een populaire volksheilige als thema, zoals de Heilige Genoveva van Parijs. Ook hier weer het contrast tussen goed en slecht volgens de ideeën van pastoor Cuylits. Rechts zien we een vrijend koppeltje dat naar een estaminet wordt gelokt door een doedelzakspelende duivel. Het is in dat estaminet net bal. In dit 'duivels hol' wordt Faro en Brune geserveerd (volksbier). Links daarentegen zien we de vrome Genoveva, die de 'wereldsche vermaken' ontvlucht en zich op het juiste pad ter kerke begeeft om te bidden. Wellicht een brandglasraam dat vooral jonge vrouwen moest aanspreken. Het is geschonken door de dochter van de kasteelheer, ze is trouwens zelf elders afgebeeld op dit brandglasraam als gezicht van de Heilige Genoveva.
> Op het brandglasraam van de Heilige Isidorus van Madrid wordt de patroonheilige van de boeren afgebeeld zoals een Pajotse boer er zelf bij liep, gekleed in een blauwe werkmanskiel. Elders op dit brandglas komen meer typische streekelementen voor zoals ploegende trekpaarden, in die tijd de trots van het Pajottenland. In dit tafereeltje wordt aanschouwelijk gemaakt dat de boer de dieren met respect moet behandelen. Hij gebruikt zijn zaaigoed om het uit te strooien als voedsel voor de vogels en prompt beloont een engel hem daarvoor door de zak van 50 kilo die op zijn kruiwagen ligt te veranderen in één van 1000 kilo. Opnieuw een erg toegankelijke voorstelling in tegenstelling tot de meeste brandglasramen in andere kerken waar heiligen meestal worden afgebeeld op een statische en meestal expressieloze of geïdealiseerde wijze.
> De muren zijn dus versierd met een uitgebreid prentenboek in zwartwitte kleuren en met thema's die in het verlengde liggen van de belerende lijn die pastoor Cuylits ook op de brandglasramen aanhoudt. In de middenbeuk worden de 10 geboden afgebeeld. Wel is de inspiratie van pastoor Cuylits niet helemaal origineel dit maal. De tekeningen zijn gebaseerd op die uit een Parijse schoolbijbel. In de zijbeuken draait alles rond het heilige getal 7. Telkens heb je dus een reeks van 7 medaillons. In de rechterbeuk: De 7 gaven van de Heilige Geest, ingestort met de gratie, de 7 deugden, de 7 gelijkenissen van Christus uit het boerenleven, de 7 sacramenten en de 7 hoofdzonden (of poorten naar de hel). Pastoor Cuylits liet in sommige medaillons zijn interpretatie en fantasie weer voluit gaan, zo ook in de linkerbeuk: De 7 dagen van de week, de 7 boetepsalmen, de 7 vragen van het Onze Vader, de 7 geestelijke werken van barmhartigheid en de 7 lichamelijke werken van barmhartigheid.
> Ook tussen deze medaillons weer enkele 'Cuylitsiaanse pareltjes' die vandaag ongetwijfeld sneller een glimlach op de lippen toveren dan angstinboezeming. Zo stelt Cuylits in de medaillonreeks over het Onze Vader de gebedstekst 'Verlos ons van het kwade' als volgt voor:
Een Strijtemse jongeman neemt de trein naar Luik en komt er in in aanraking met het verderf in de stad. Plaats van het gebeuren: De expo te Luik van 1905. Een straathoer lokt hem en de duivel, met de arm om de jongeman geslagen, moedigt hem aan tot zonde. Op de muren van de expogebouwen een reclame voor 'Odol', een tandpastamerk. Wellicht wilde Cuylits met die naam zijn afkeuring voor het ijdele gebruik van 'schoonheidsprodukten' uiten.
> In 2007 werd het behang van de muren genomen. Een deel ervan is immers flink beschadigd door muurschimmel. (Zie ook de grote foto hierboven waarop je duidelijk die schade kan zien). Via het lekkende dak sijpelt nogal wat vocht via de kruisribben door op de muren. De behangtekeningen worden gerestaureerd in het professioneel restauratieatelier van Rosemie Cheroutre te Sint-Martens-Latem. Aangezien het over een oppervlakte van meer dan 200 m2 gaat is het een groot project. Hiervoor is het behang van dik papier zowat helemaal van de kerkmuur genomen. Het zal vermoedelijk pas terug worden aangebracht als ook de dakwerken volledig zijn beëindigd, teneinde meer vochtschade te vermijden.
> Temidden van Cuylits' wondere wereld van duivels, engelen en andere fantastische afbeeldingen zouden we haast vergeten dat in de kerk van Strijtem ook nog oude religieuze kunst is te bekijken die meer aansluit bij een traditioneel kerkpatrimonium.
> Het grote schilderij vooraan in het koor heeft OLH-Hemelvaart als thema, mogelijk 17de eeuws, de schilder is onbekend.
> Het mooie houten gepolychromeerde beeldje in het koor van madonna met kind is middeleeuws en gaat terug tot de periode van de gotiek, de houtsnijstijl is Mechels (foto links). Verder hangen er in het koor nog een aantal ruitvormige schilderijen, obiits (of rouwschilderijen), van de adellijke geslachten die in het Strijtemse kasteel woonden.
> De houten lambrisering kon pastoor Cuylits opkopen uit de oude kerk van Pamel die in verval was eind 19de eeuw, iets wat men zich in Pamel achteraf wellicht heeft beklaagd.
> Nog iets merkwaardigs dat Cuylits wist te bemachtigen zijn authentieke relieken (voorarmen) van de Heilige Martelaren van Trier.
> De preekstoel is 18de eeuws en de biechtstoelen 18de en 19de eeuws. Verder behoren ook nog enkele oude monstranzen en kelken tot de kerkschat.
Bijbels behang
> Pastoor Cuylits moet (terecht) zeer tevreden zijn geweest met de brandglasramen die Henri Heyden afleverde. Hij gaf de polyvalente kunstenaar - die zowel de tekeningontwerpen als de schildering, verglazing en het in lood zetten allemaal zelf deed - ook de opdracht om de blote muren van zijn Strijtemse kerk aan te kleden met tekeningen op blanco behangpapier. Dat soort kerkdecoratie was ongezien en is tot vandaag uniek, een hele 'stenen catechismus'.
> Van buitenaf bekeken lijkt de Strijtemse kerk - op 'de ajuin' in de torenspits na - een gewoon kerkgebouw zoals er in Vlaanderen 1001 staan. Hoho, eens je de kerk van binnen ziet! Daar bevindt zich het merkwaardigste kerkinterieur in de Benelux! Probleem is dat de kerk - buiten de kerkdienst op zondagmorgen - enkel uitzonderlijk open is. Ik raad dan ook sterk aan om over Voettocht in Pajottenland door Strijtem te passeren op zo'n zeldzame dag dat je de kerk kan bezoeken. Bezoek kan eventueel ook vooraf op afspraak worden geregeld via telnr 054 20 00 37. Tesamen met de kerk van OLV-Lombeek is dit toch wel de meest bijzondere dorpskerk op de 205 km lange wandeltocht. Kijk uit naar bvb een openmonumentendag of de Brabantse 'op een kier'-dagen voor een bezoek. Om het allemaal te begrijpen volg je bovendien best de kerkgids Luc van Liedekerke, hij geeft een erg levendige en leuke voorstelling van het rare kerkinterieur door in de huid van pastoor Cuylits himself te kruipen! Een absolute aanrader. We gaan op deze pagina heel wat dieper in op de kerk van Strijtem door de kleurrijke pastoor Cuylits in het kort voor te stellen, om daarna aan de hand van enkele foto's een beeld te schetsen van het opvallende kerkinterieur.
Kerk Sint-Martinus
> Het huidige kerkgebouw dateert grotendeels uit 1859, behalve dan de toren die bij de aanstelling van pastoor Cuylits in verval was. Vooral naar de ideeën van de pastoor zelf werd een slanke toren opgetrokken. Bovenaan een opvallende bol in de spits. Die heeft niet dadelijk een functie, pastoor Cuylits wou gewoon dat zijn kerk opviel in het landschap. Hoog in de torengevel kwam ook een nis waarin een beeld van parochiepatroon Sint-Martinus werd geplaatst. Zo kon Sint-Martinus vanuit zijn nis op hoogte zijn parochianen over de velden aanschouwen.
> In het portaal krijgen we al meteen de les gespeld. Vroeger betraden mannen en vrouwen gescheiden de kerkingang. Voor de dames is de boodschap "Het is schandelijk voor eene vrouw in de kerk te spreken", een letterlijke interpretatie door pastoor Cuylits van een tekst uit de Eerste brief aan de Christenen van Korinthe. Ook aan de mannen en hun slechte gewoonte om te spuwen heeft pastoor Cuylits gedacht: "Indien iemand den Tempel Gods verderft dien zal God verderven." Ook deze tekst is gebaseerd op dezelfde bijbelse brief, hoewel de tekstinterpretatie die pastoor Cuylits oorspronkelijk had aangebracht een stuk direkter was: "Wie het huis van God bevuilt hem zal de heer bespuwen".
> Pastoor Cuylits geeft er zijn mening over in geschriften en schrikt er niet voor terug om vanop de preekstoel vurig van leer te trekken tegen het establishment. Zijn opruiende taal en schrijfsels worden niet geapprecieerd in traditionele katholieke middens. Men probeert hem de mond te snoeren en op een zijspoor te zetten door hem te verbannen naar het Pajotse platteland te Strijtem als dorpspastoor op 28 februari 1898. Strijtem is in die tijd nog steeds een wat verloren boerengat, niet veel meer ontwikkeld dan toen de Engelse legerofficier Cavalié Mercer het al beschreef bijna 100 jaar eerder. Cuylits arriveert in een dorp waarvan de kerk en met name de kerktoren in verval is. Helemaal niet ontmoedigd maar integendeel vol overgave, stort hij zich op zijn nieuwe post, hij ziet het duidelijk als een missie om als parochieherder zijn Strijtemse schapen op het juiste pad te leiden... volgens zijn persoonlijke visie op het gebod 'gaat en onderwijst'.
> Het kerkgebouw wordt tijdens zijn verblijf van 9 jaren in Strijtem met veel fantasie en durf omgetuned in een kleurrijke kijkkast van Cuylits eigenzinnige ideeën over de ideale levensweg voor de Strijtemnaar. Alles gebaseerd op zijn interpretatie van de Bijbelse geschriften. Ongetwijfeld wou hij door zijn onconventionele en confronterende aanpak zowel de toevallige passant als de inwoners niet onberoerd laten.
> Tot grote teleurstelling van de meeste parochianen wordt Cuylits in 1907 overgeplaatst naar de parochie Gooik. In 1911 verhuist hij naar de parochie Kuringen. Vooral zijn sociaal werk als vechter voor de minder begoeden maakt hem daar tot een populair pastoor, in die mate dat naar hem later een straat in Anderlecht werd genoemd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog nam hij een uitgesproken anti-Duitse houding aan. Zijn tirades vanop de preekstoel aan het adres van de Duitsers deden hem tot twee maal toe in de gevangenis belanden. Ook in de moeilijke oorlogsomstandigheden deed hij echter zijn best om zijn onderdanen materieel te helpen. Hij stierf ook te Kuregem in 1928.
> Strijtem is hem na al die jaren niet vergeten. Zijn afscheid van Strijtem in 1907 werd in een historisch evocatiespel in 2007 nog eens overgedaan. Maar eigenlijk spreekt de betekenis van pastoor Cuylits voor Strijtem vooral door de opvallende kerkdecoratie. We kunnen hier niet elk brandraam of papieren medaillon bespreken maar we lichten enkele sfeerbeelden wat toe.
> Ook zijn verschijning moet nogal indrukwekkend zijn geweest. In de biografie over pastoor Cuylits, die Luc Van Liedekerke schreef in 2007, wordt ook pastoor Davidts aangehaald, die Cuylits van nabij heeft gekend. Davidts omschrijft hem als volgt: 'Alles in zijn persoon scheen me te groot en in disproportie: Te grote mond, te grote neus, te grote oren, te grote handen, te grote voeten, zelfs zijn toog en halsboord hingen te groot aan zijn lijf. Hij leek meer op een vogelschrik dan op een deftige pastoor'. Cuylits, opgegroeid in het Brusselse, had bovendien de gewoonte om in plat Brussels dialect te spreken. Dat taalgebruik hanteerde hij ook vanop de preekstoel als hij zijn parochianen met veel vuur toesprak alsof hij in een toneelstuk akteerde. Davidts haalt een stijlvoorbeeld aan van pastoor Cuylits preektaal: 'ons lief vrâake was e schûun maske en Sint-Jozef zag heur géere'...
> Tegenover het glasraam van het paradijs zien we de hel. Wellicht vond pastoor Cuylits geen sponsor voor de hel, 'door de parochianen' geschonken dus. In 8 scenes passeren nogmaals l zonden en hun 'beloning': Dronkenschap, Godslastering, geldzuchtigheid, kwade tongen en onkuisheid. Telkens geeft Cuylits er ook de strafuitvoering bij: De zuiplap krijgt op zijn dorstige mond van de duivel een trechter met daarin gif. Bij Godslastering wordt de tong uitgerukt. De vrek verbrandt zijn handen aan de gouden munten die hij uit het hellevuur wil rapen en de kwaadspreekster krijgt een slangenbeet en ziet haar tong veranderen in 3 serpenten. De overspelige vrouw tenslotte bekoopt haar lusten door een duivel die haar met een enorme tang een borst afzet.
> Cuylits deed nogal wat wenkbrauwen fronsen bij alles wat hij deed, schreef en zei. In de mystiek van de middeleeuwse priester-schrijver Jan van Ruusbroec vond hij niet enkel inspiratie, hij vertaalde ook zijn werk naar het Frans en schreef er verhandelingen over, uiteraard steeds voorzien van zijn eigen(zinnige) commentaar. Anderzijds verhief hij zich niet boven zijn parochianen in Strijtem. In een tijd waar een misviering nog in het Latijn moest worden opgedragen, met de rug naar de gelovigen, maakte hij met zijn glazen en stenen katechismus in de kerk het bijbelverhaal zo aanschouwelijk mogelijk voor de gewone mensen, al was het dan nogal vaak een erg vereenvoudigde symbolische zwart-wit voorstelling.
> Ongetwijfeld had zijn aanpak ook voor- en tegenstanders in Strijtem. Zijn aanvankelijke trouw aan de opvattingen van priester Daens veranderde echter in een vijandschap, wellicht veroorzaakt door een aantal politieke gebeurtenissen. Op een dag in 1902 kwam priester Daens langs in Strijtem om er voor hopboeren op te komen en hun recht op een meer eerlijke beloning voor hun werk. Vooraf moet Cuylits vanop de preekstoel zijn parochianen opgehitst hebben tegen hem want Daens kreeg in Strijtem een bewogen ontvangst van jongeren die hem uitjouwden. Wellicht na gestook van Cuylits rukt vervolgens de fanfare van Strijtem uit naar de plaats waar Daens spreekt, om er met veel lawaai de meeting te verstoren. Daens is hierover zeer verbolgen en publiceert enkele dagen later een vlammende open brief die aan Cuylits is gericht.
> Het is wel degelijk een echt skelet dat pastoor Cuylits daar heeft opgehangen en het is dan ook nog eens getopt met een kroon! Dit afgrijselijke zicht is uiteindelijk wat de kerk van Strijtem in alle lijsten en boeken bracht over de merkwaardigste plaatsen van België.
> Het skelet hangt er niet zomaar, er is ook een mechaniek aan verbonden waardoor de linkerhand de wijzers van de klok aandrijft, terwijl de rechterhand met een bol om het half uur een dreun geeft op 'de gong'. Daarbij kon het hoofd van Pietje van links naar rechts draaien. Cuylits vond het blijkbaar leuk om zijn parochianen wat de daver op het lijf te jagen. Bij de electrificatie van het kerkuurwerk viel Pietje de Dood echter zonder werk. Sindsdien is het mechanisme buiten dienst en nu hij er al 100 jaar staat zijn zijn botten te broos geworden om het weer in gang te zetten.
> Wat iedereen zich afvraagt is hoe Cuylits aan dit skelet kwam. Het wildste verhaal is dat van de gendarm die de wens hat geuit om tussen de vele skeletten te hangen die op de brandglasramen staan. 'In orde' zei pastoor Cuylits, 'daar zorgen we voor'. Onzin! Meer aannemelijk is dat Cuylits het geraamte heeft gehaald uit het dokterskabinet van zijn vader.
> Alsof de boodschap nog niet duidelijk genoeg is liet Cuylits er op een dwarsbalk volgende tekst op schrijven: 'De dood is de straf der zonde' en op de rondboog: 'Mensch, gedenk bij 't uur dat slaat, 't einde komt 't zij vroeg of laat'.
Sint-Franciscusschool
> De Sint-Franciscusschool biedt bijzonder onderwijs met zowel een afdeling voor kleuter- en lager onderwijs als secundair onderwijs. Er is tevens een Medisch Pedagogisch Centrum (MPC) voor kinderen, jongeren en werkbekwame volwassenen met een handicap.
Pietje de Dood
> Het 'pièce de résistance' van pastoor Cuylits wonderlijke kerkbijbel hebben we voor het laatst gehouden. Hoog tegen het plafond en alles overkijkend hangt Pietje de Dood, die ongenadig en geduldig de tijd laat voorttikken om op het einde van de levensrit zonder uitzondering iedere sterveling tot zich te roepen.
VIP
205 km