Startpagina > Wandelen > Gaume Buissonnière
> De wat afgelegen grensdorpen onderweg worden onregelmatig en schaars bediend door het openbaar vervoer. Saint-Pancré is niet verbonden met het Belgisch openbaar vervoer. Torgny heeft een paar busverbindingen naar Virton, het knooppunt voor transport hier. Saint-Pancré (Fr) is per bus van TED Meurthe Moselle ontsloten via Longwy. Te Grandcourt, Ruette en Latour passeren enkele bussen naar Aubange en Arlon maar het busverkeer is er vooral op Virton en het treinstation van Saint-Mard gericht, waarlangs de Gaume Buissonnière ook passeert.
> In de Belgische dorpen onderweg zijn er enkele onderdak-overnachtingsmogelijkheden. Kamperen kan op de comfortabele camping Le Rabais bij Virton , te Torgny is geen officiële kampeermogelijkheid meer.
> Bevoorrading langs de route te Virton. Onderweg een een paar cafés en eetmogelijkheden: Burré-la-Ville, Grandcourt, Virton en Torgny.
> Op een deel van deze etappe volg je sinds 2014 niet de eigen G.B.-tekens maar wel GR-tekens, in dit geval van GR 129. Alle details in de topogids van de G.B.
Onderweg naar Grandcourt
> Deze etappe start wel in Frankrijk maar voor het overgrote deel wandelen we toch op Belgische grondgebied. We wandelen voornamelijk door ruraal landschap van akkers, afgewisseld met soms scherpe, vaak beboste hellingen. Via de Gaumedorpen Grandcourt, Ruette en Latour wandelen we over een voormalige spoorbedding naar de hoofdstad van de Gaume, Virton. Een lange tocht door loofwoud eindigt pas in het afgelegen maar o zo bijzondere Torgny, een van de mooiste dorpen in België met een zuiders aanvoelende sfeer.
Onderweg naar het plateau van Tellancourt
Grandcourt
Ruette
Latour, voormalig kasteel
Virton, stadhuis
> In dit dorp neemt La Gaume Buissonnière een asfaltwegje rechts-rechtdoor. Even later draait de weg sterk naar rechts, richting Saint-Rémy in België. In die bocht verlaten we hem om links aan de stevigste stijging van de dag te beginnen.
> Stijgend naar de beboste top over de veldweg heb je - achteromkijkend - ook nu weer mooie uitzichten over de cuesta's en de vallei van de Bévaux. Sinds enkele jaren zijn er windmolens geplaatst op het plateau, ze hebben een rotordiameter van 90 meter. Aan de bosrand is het nog even verder stijgen geblazen maar dan vlakt het snel uit. We zijn sinds de vallei van de Bévaux zowat 130 meter gestegen. Bij een kruispunt in de velden gaan we rechtdoor richting Tellancourt. Begin mei is het hier door het open landschap wellicht kleurrijk wandelen omwille van de koolzaadvelden. Nu kleuren veldbloemen de randen van de velden.
> 500 meter voor je Tellancourt bereikt moet je rechts afslaan om naar bos toe wandelen. Midden in een vochtig stuk woud bij een electriciteitscabine steek je weer de Belgische grens over. Hier was ik stevig verkeerd gelopen door links te wandelen, maar je moet hier dus rechtdoor richting Grandcourt. Sins de nieuwe gids met kaarten van La Gaume Buissonnière is verschenen, kan je haast niet meer verkeerd lopen.
> Te Saint-Pancré blijft La Gaume Buissonnière door de hoofdstraat lopen en door de vallei van de Bévaux. Langs de weg naar Buré-la-Ville passeer je een visserscafé waar afstempeling kan worden bekomen voor wie onderweg G.B.-stempels verzamelt. In Buré kom je ook nog voorbij een lavoir (drinkwater).
Langs de Ton te Vieux-Virton
Virton, Canadese totempaal
> Buré-la-Ville werd al bij de gemeentelijke indeling onder het Napoleontisch regime, rond 1810, bij Saint-Pancré gevoegd.
> Net over de grens stortte in februari 1985 een Fouga Magister van de Belgische krijgsmacht neer tijdens een gesimuleerd gevecht op lage hoogte. De twee piloten kwamen om het leven.
> Een tijdje loopt de G.B. door bos over een steenslagweg die uitkomt bij een kruispunt van paden bij een beekje. Hier waren ooit de ijzersmelterijen van Rutelle gelegen, nu is er enkel nog een overdekte picknicktafel.
> De smelterijen van Grandcourt-Rutelle maakten deel uit van een industrieel bedrijf waartoe ook de ovens en smelterijen in de omgeving van Ethe behoorden (zie ook verder langs La Gaume Buissonnière). Het ijzererts werd opgedolven in de omliggende bossen die eveneens in het vele hout voorzagen dat nodig was om houtskool te produceren. De smelterij was aktief van de 17de tot midden de 19de eeuw. Vooral toen de mijnen van Saint-Pancré hun erts niet meer mochten uitvoeren uit Frankrijk beleefde Grandcourt een hoogconjunctuur.
> Je moet je zo’n hoogoven voorstellen als een constructie van 7 à 8 meter hoog, opgetrokken uit steen. Na het wassen van het ruwe ijzererts wordt ongeveer een ton per keer op smeltbare temperatuur gebracht. Om die hoge temperatuur te bereiken was een massa houtskool nodig in een verhouding 2/3de erts 1/3de houtskool. Aangezien houtskool zelf al een gereduceerd produkt van hout is, is het niet moeilijk om je voor te stellen dat in de ovens hele bosbestanden aan energie verdwenen. Het vloeibare erts dat zich in de oven verzamelde tijdens het smeltproces werd opgevangen en in een nabijgelegen smelterij werd dit ruw produkt verfijnd door de belangrijkste onzuiverheiden, zoals houtskoolresten, te scheiden. Zo verkreeg men na afkoeling het ruwe eindprodukt, aangeleverd in de vorm van ijzerstaven. In de plaatslagerij werden dan de ijzerstaven bewerkt tot maatprodukten: Platen voor concrete toepassingen zoals ovendeuren, raamstaven, huishoudelijk materiaal enz…Hiervoor was nog eens een massa houtskool nodig, waardoor uiteindelijk voor 1 kilo ijzer zowat 2 kiko houtskool nodig was. Niet altijd werd het hele produktieproces op dezelfde site verricht. In Grandcourt vond waarschijnlijk enkel het ruwste deel van het smeltproces plaats.
> Naast de kerk staat een zandstenen kruis. Elders in Grandcourt was tot 1990 een bouwsteengroeve aktief die de zandsteen uit de cuestalaag van het beroemde bajociaan exploiteerde. Op de scherpe noordelijke cuestahelling waren tot in de 19de eeuw wijngaarden gelegen. Het dorpje was ook bekend voor zijn hoogstamboomgaarden, (je kan er ook nu nog enkele zien) die een rijkdom aan peren, appels en pruimen produceerden.
> Eens het bos uit komt de G.B. al snel op een asfaltwegje. Iets verder komt de Trans-gaumaise® bij La Gaume Buissonnière. De 2 routes lopen even te samen door het mooie dorpje Grandcourt. We zullen die Trans-gaumaise® nog talloze malen tegen komen op andere delen van de G.B.
> In Grandcourt zijn we volop in de Gaume. De typische lintbebouwing van zandstenen huizen, een wasplaats, usoirs,... het oogt allemaal zuiders en vooral 'Gaums'.
Terugkijkend naar Saint-Mard en Virton
Calvariekruis Grandcourt
Virton, Sint-Laurentiuskerk
> La Gaume Buissonnière komt aan de N885 bij een café (stempel). Vanaf hier tot bijna in Torgny loopt de G.B. sinds 2014 over een geheel veranderd tracé. Aan het café dus de Rue Quartier du Mesnil in, blijven meedraaien naar rechts en voor je de N885 weer bereikt linksaf. Dit rustige weggetje loopt vrij vlak tussen weiden naar het volgende dorp, Ruette. Het loopt ook parallel met de verkeersweg naar Ruette, waarvan het gescheiden is door de beek Ruisseau des Grosses Fontaines. In Ruette leidt La Gaume Buissonnière ons tot de Sint-Genesiuskerk, die we langs rechts passeren door de Rue de l'Abbe Dorion.
> Via de straat, die werd genoemd naar de verlichte pastoor van Ruette komen we op de verkeersweg N890. Helaas volgt nu een weinig interessant deel van La Gaume Buissonnière.
> We volgen te Ruette de verkeersweg naar rechts en wandelen hem uit tot we 1 km verder op een splitsing komen. Niet de weg links naar Virton nemen maar rechts gaan. Na 500 komen we op de N879. Links op deze verkeersweg om de spoorlijn te kruisen en even later op een verkeerskruispunt te komen. Nu volgen we links wel richting Virton maar gelukkig niet over de verkeersweg, wel op het parallelle steenslagwegje, rechts van de verkeersweg. Niet meteen met het fraaiste stukje Gaume hier, we hebben links uitzicht over een langgerekt industriepark.
> Pas na bijna 2 km over dit steenslagpad gaan we rechs, om langs een vijver en over de Vire het dorpje Latour binnen te lopen. We wandelen in tegenwijzerzin rond de kerk om bij een wegkruis de straat naar Ethe in te slaan. Latour bestaat uit een laag gedeelte (met de kerk) en een hoog gedeelte (met het voormalige kasteel). We klimmen nu naar het kasteel, dat een 30 meter hoger ligt.
> Ruette kon mee profiteren van de ijzerertsnijverheid te Grandcourt en Rutelle. Sociaal heeft het dorpje ook heel wat te danken aan Nicolas Dorion, die hier pastoor was van 1701 tot aan zijn dood in 1769. Hij zorgde ervoor dat er scholen kwamen en fatsoenlijk onderdak voor zijn onderpastoors. Die gebouwen kan je trouwens nu nog zien vlakbij de kerk en ook de grafsteen van Dorion is nog te zien.
> Voorbij het voormalige kasteel (resto-hotel) van Latour blijft La Gaume Buissonnière de hoofdstraat volgen. Aan een huis met muurperelaars kiezen we de linkse weg en komen zo bij een aangenaam gelegen picknickplaats. Een oude wasplaats en een paar mooie huizen maken dit tot een mooie pleisterplaats. We vervolgen over het asfaltstreepje licht stijgend en dan weer dalend door stroken bomen en langs weiden, tot we het asfalt ophoudt aan de rand van het Bois des Loges. Daar kiezen we op de vorksplitsing voor de linkertak.
> Als we een kwartier later weer het bos uitwandelen gaan we bij de bosrand links en kort daarna rechts. We dalen licht, tot we net voor voor enkele huizen op een kruising komen met een oude spoorbedding. Vanaf hier gaan we dat spoor volgen, naar links dus.
> Dit is een deel van de voormalige spoorlijn 155 (Ethe - Virton - Harnoncourt - Lamorteau - Franse grens). Het tracé werd enkele jaren geleden jammer genoeg gebetonneerd ten voordele van fietsers. We volgen de spoorlijn langs enkele picknickplaatsen en verder door.
> Na 2,6 km spoorbedding kruisen we een verkeersweg, de Rue du Moulin. Hier kan je van La Gaume Buissonnière afwijken om een bezoekje te brengen aan Virton of om er inkopen te doen. Volg de witrode tekens van GR 129 naar rechts voor het mooiste traject naar het centrum van Virton.
> De grote vijver waar we langs kwamen net voor we Latour binnen liepen, werd kunstmatig gecreëerd in 1976, om het langs de Vire meer stroomafwaarts gelegen Saint-Mard beter te beschermen tegen overstroming. Het is nu ook beschermd natuurgebied, vooral ten voordele van migrerende vogels.
> Naast de kerk van Latour staat het voormalig gemeentehuis, nu het Museum Baillet-Latour. Het is een folklore- en heemkundig museum, verder ook aandacht voor het geweld dat de Gaume trof tijdens de Wereldoorlogen (in het naburige Ethe werden in 1914 tientallen burgers afgeslacht door wraaknemende Duitsers). Het museum heeft onregelmatige openingsuren.
> De geschiedenis van het dorp is onlosmakelijk verbonden mer die van het kasteel. Mogelijk stond hier op deze cuesta Charmoutienne immers al in de Romeinse tijd een versterking op de cuesta, die een Romeinse heirweg domineerde.
Minstens sinds de 11de eeuw is er een middeleeuwse burcht, mogelijk oorspronkelijk slechts een donjon. Daar ook vindt de dorpsnaam zijn oorspong (Latour = De Toren). De burcht werd verscheidene malen verwoest, een laatste maal in 1794 door de Franse Republikeinen. Nadien plunderde de lokale bevolking de ruïnestenen voor eigen bouwmateriaal. Wat nog rest is een weinig indrukwekkend (gerestaureerd) gebouw waar nu een hotel-restaurant is in gevestigd. Voor budgetkrachtige wandelaars!
> Virton is met zijn 11.000 inwoners zowat de onofficiële hoofdstad van de Gaume. Dit zuidelijke stadje is wellicht gallo-romeins van oorsprong. Over de eeuwen heen kwam het stadje talloze malen onder nieuwe bezetters.
> Tot vandaag is er in Virton nog een grote sympathie voor de Franse buur merkbaar. Dat was al zo in de 19de eeuw en dat werd nog versterkt in de 20ste eeuw, toen het Franse leger bij de Wereldoorlogen de Gaume kwam mee verdedigen tegen de Duitse invasies en dat ten koste van heel wat gesneuvelden in eigen rangen. In Virton heeft men dus geen 'mairie' (gemeentehuis) maar een 'hôtel de ville', zoals in Frankrijk. Naar het schijnt wordt er bij officiële plechtigheden naast de Brabançonne ook de Marseillaise gespeeld. Hier zou Yves Leterme zich thuis voelen!
> Ten zuiden van Virton vloeit de Vire in de Ton, de naam van de stad ligt dus voor de hand zou je denken. Dat is net iets te gemakkelijk geredeneerd. Dat zou er zelfs niks mee te maken hebben. Virton zou zijn afgeleid van het Keltische Vertunum, wat zoiets als 'versterkte heuvel' zou betekenen.
> In het centrum zie je de opvallende Sint-Laurentiuskerk, opgetrokken in 1834 in empirestijl.
> Tegenover de toeristische dienst (waar je heel wat wandelbrochures en -gidsen kan vinden) zie je een merkwaardige totempaal. In de jaren '50 en '60 van vorige eeuw logeerden honderden overzeese soldaten met hun familie in de regio, ze werkten voor NAVO op de luchtmachtbasis van Marville (Fr). Als afscheidsgeschenk aan de streek schonken de Canadezen in 1967 ze deze totempaal aan de stad Virton.
> Het musée Gaumais is absoluut een bezoek waard als je geïnteresseerd bent in de geschiedenis van de Gaume. Het bevindt zich in een 17de eeuws recolettenklooster, hoewel een deel van het gebouw wel sterk werd gemoderniseerd. Je treft er ondermeer een interessante archeologische collectie aan (zoals de Trevierensteen van Montauban, site waar we later zullen passeren over de G.B.). Verder nog een kunstcollectie van Gaumse landschappen, produkten van de verdwenen Gaumse ijzerertindustrie, folklore en heemkundige zaken.
Croix des Aiséments
> Terug naar La Gaume Buissonnière en de spoorbedding. We gaan hem nog een eindje volgen, 700 meter tot in Vieux-Virton, waar we voorbij een vijver onder de bestaande spoorlijn 165 (Libramont - Athus) door lopen langs de Ton.
> Even opletten, want er is inmiddels geen G.B.-bewegwijzering meer. Er is overeengekomen met de vereniging van Waalse GR-paden dat gewoon hun bewegwijzering kan worden gevolgd. Dat betekent dat vanaf nu de witrode tekens van GR 129 worden gevolgd en dat helemaal tot in Torgny!
> Voorbij de spoorbrug nemen we een onopvallend paadje langs de oever van de Ton. Het kan 's zomers wat overgroeid zijn. Op de Square Canadien te Saint-Mard blijven we de Ton volgen tot op de verkeersweg N88. Links daar, de veel bredere Vire oversteken en rechtdoor op de kerk van Saint-Mard af. Onderweg horeca en het voormalig gemeentehuis van Saint-Mard.
> Waar de N88 bij de kerk en een frituur naar links draait, verlaten we hem om met de witrode streepjesbewegwijzering gewoon rechtdoor te wandelen in de Chemin Morel. Deze niet bijster interessante straat volgen we helemaal tot het einde, waar hij een bocht maakt om de ringweg N811 te kruisen. Aan de overkant degradeert de Chemin Morel verder tot een veldweg waarop het gras soms wat hoog kan staan en het struikgewas nogal dicht kan zijn. Onder een paar hoogspanningslijnen.
> We zijn inmiddels al een tijdje aan het stijgen, achter ons wordt een groter reliëfverschil met de valleien van Vire en Ton zichtbaar. Op een asfaltweggetje gaan we 200 meter links om op de N875 rechts-links te gaan op een ander grassig veldwegje. De stijging wordt wat scherper en als we midden in het uitgestrekte Bois de la Côte boven 350 meter hoogte voorbij een antennemast weer op de N875 komen, bevinden we ons inmiddels al 150 meter hoger dan de valleien van Vire en Ton.
> Het Bois de la Côte / Bois de Guéville is het meest zuidelijke boscomplex van België. We volgen de N875 naar links over 600 meter en gaan nog voor de Franse grens rechts een bospad op (het middelste), verder door het Bois de Guéville. Na 10 minuten over dat bospad komen we op een bospadenkruispunt bij een overdekte picknickbank. Hier vervoegen we ook weer het oude traject van La Gaume Buissonnière, dit bleef ongewijzigd na 2014. Rechtdoor en 500 meter verder op een V-splitsing linksvoor nemen.
> Onderweg wordt ik verrast door een troep everzwijnen. Op een volgend padenkruispunt rechts verder na nog een kwartier later moeten we weer kiezen. Ditmaal rechts, over een breed steenslagpad, dat eens bij de bosrand gekomen een asfaltlaag krijgt. Steeds rechtdoor, als het landschap helemaal open wordt zijn we op een plek met de naam Les Aiséments, er staat een veldkruis.
> De geschiedenis van deze kluizenaarskapelkapel gaat waarschijnlijk als 'pestkapel' terug tot de 17de eeuw toen een pestepidemie ook in Torgny een echte ravage hield: In 1636 werden zowat 180 inwoners of tweederde van de dorpsbevolking uitgeroeid door de pest. De eerste kapel was wellicht wat kleiner en net zoals nu was ze voorzien achterin van enkele bijgebouwtjes. Daarin woonden lange tijd kluizenaars. De laatste kluizenaar verliet het oord in 1792. Voorlopig.
> Nadien kwamen er weer kluizenaars. De meest ondernemende onder hen was wellicht Dominique Schmidt, die rond 1840 verbouwde. Hij verfraaide ook de hele omgeving en bouwde tegenover de kapel twee vreemde, spiraalvormige heuvels (bijgenaamd 'les escargots). Daarvan blijft er vandaag nog één over, de andere werd afgebroken door een steenhandelaar voor wegenbouw (voor 1950). Waarvoor ze bedoeld waren is wat onduidelijk, waarschijnlijk in het kader van religieuze beeldenverering. In 1975 kwam zuster Marie-Bernard er wonen. De kluizenares is inmiddels een stuk over de 90...
> De kapel van OLV was ook een bekend pelgrimsoord in de streek. Met name jonge vrouwen die niet onmiddellijk een echtgenoot vonden, kwamen hier hulp afsmeken. Ook zwangere vrouwen kwamen hier bidden voor een voorspoedige bevalling. In de kapel kan je behalve het beeld van OLV van Luxemburg, ook nog enkele andere heiligenbeelden zien die op één of andere manier met de streek of zijn geschiedenis verbonden zijn. Zo bijvoorbeeld een beeld van Sint-Donaat, vereerd als beschermheilige tegen blikseminslag. Op 4 augustus 1687 werden er 2 inwoners van Torgny dood gebliksemd en 4 jaren later was het de beurt aan de pastoor. Reden genoeg dus voor de inwoners van Torgny om Donaat te vriend te hebben...
> We zijn hier op ongeveer 330 meter hoogte en lopen over de oude weg van Montmédy naar Longwy. ‘La Croix des Aisements’ is een typisch veldkruis waar de boer, onderweg naar zijn veld, halt hield om het Angelus te bidden. Torgny’s landbouwareaal bestond uit kortbij het dorp gelegen privé-gronden enerzijds, en verder weg gelegen gemeenschappelijke terreinen (aisances’) anderzijds. Die laatste gronden werden vooral bewerkt door de armere boeren van Torgny. De kwaliteit van deze grond was ook niet zo denderend: Droog en maar een dunne vruchtbare bovenlaag.
> Op het kruis zijn een paar data te merken, nogal verweerd: ‘158X’. en ‘1777’. Merkwaardig is ook de cilindervorm van de kruisarmen. In 1936 kwam de pastoor van Torgny zwaar in de schulden door de kosten van de feestelijkheden voor het 300-jarig bestaan van de kapel van Torgny. Om de financiële put te helpen dempen verkocht hij het veldkruis. Het werd later bij een stenenhandelaar van Saint-Mard terug gevonden en weer op dezelfde plaats van vroeger gezet. Het kruis werd ook een tijdlang ‘Croix Jamin-Poupart’ geheten naar de namen van 2 inwoners van Torgny die hier aan de voet van het kruis een vondeling ontdekten.
> Nog steeds rechtdoor. Op het plateau waar je nu over loopt werden rond 1933 twee Romeinse villa’s ontdekt. Eerder al vond een landbouwer bij het ploegen al een beeld van Mercurius. Zo bereik je uiteindelijk de kapel van OLV van Luxemburg en het natuurreservaat Raymond Mayné.
> Torgny is één van de mooiste dorpen van Wallonië. Nergens anders voel je de zuiderse sfeer van de Gaume zo goed. Het zuiders georiënteerde dorp, beschermd van gure winden door de cuesta bajocienne en de bodem van snel opwarmende kalkzandsteen zorgen voor zowel een aparte natuur als architectuur. Met de speciale natuurlijke aspecten van de omgeving hebben we al kennis gemaakt in het natuurdomein Raymond Mayné.
> Tegenover de kapel ligt het natuurreservaat Raymond Mayné. Een echt pareltje! Dit is dé plek om enkele van de biezonderste planten van de Gaume te ontdekken. Neem er je tijd voor, vooral als je hier in de maanden mei en juni bent. Het merkwaardige aan dit kleine natuurreservaat is dat dit stukje natuur bestaat uit één van de weinige stukken overgebleven kalkgrasland van Belgisch Lotharingen.
> Al sinds 1942 werd deze strook kalkgrasland als natuurreservaat erkend, wat toch duidt op waarde van de natuurrijkdom hier. Dit is het allereerste reservaat dat de natuur- en heimatvereniging ‘Ardenne et Gaume’ onder haar hoede nam. Het is eigendom van de gemeente Rouvroy, waaronder Torgny valt. Het reservaat werd gedoopt naar de allereerste voorzitter van de vzw 'Ardenne et Gaume', professor Raymond Mayné. Het is een klein reservaat, oorspronkelijk amper 3 ha groot. Later werd het reservaat uitgebreid met enkele her en der verspreide kalkgraslanden.
>De sterk kalkhoudende grond trekt een aparte fauna en flora aan die elders in België zeldzaam is, sommige soorten komen zelfs enkel hier voor en zijn eerder typisch voor meer zuidelijke streken! Dat heeft alles te maken met het feit dat de kalkbodem zeer snel warmte absorbeert. Neem daarbij nog het feit dat de aflopende helling nogal zuiders is georiënteerd en afgeschermd is van de koudste winden uit het noordoosten door een beboste cuesta en je hebt hier een micro-klimaat. Het reservaat ligt op een hoogte die varieert tussen 280 en 300 meter.
> Zoals je ziet bestaat een deel van het reservaat ook uit rotsen. Dat zijn geen natuurlijke rotsen, maar de resten van een steengroeve. Vermoedelijk wordt hier al sinds de Romeinse periode steen uit gehakt. De groeve in de geologische laag van de cuesta bajocienne, heeft ook eeuwenlang gediend voor de inwoners van Torgny om bouwsteen uit te halen. Ze hadden hier een gemeenschappelijk recht op. Pas met de bescherming van de omgeving als natuurreservaat in de jaren '40 kwam er een einde aan de exploitatie. De kalksteen was niet overal van een even goede kwaliteit. Lagen met teveel onverteerde resten van schelpfossielen werden aangewend als wegbedekking. De grillige resten van de rotsen bieden nu aan een uiterst gevarieerde insectenwereld een gewaardeerde leefomgeving.
> Ook het kalkgrasland is niet zomaar vanzelf ontstaan, maar voornamelijk door menselijke inmenging. In een eerste fase vond hier ontbossing plaats, wellicht al vanaf de Romeinse periode. De vrij gekomen grond werd gebruikt om cultuurgewassen te kweken of als graasgronden voor het vee. Men had ook de gewoonte om verwildering tegen te gaan door het afbranden van grasland. Zo was er gras- en graasgrond voor vee. Plantensoorten die anders door hoger opschietende gewassen en bomen snel zouden worden verdrongen, kregen zo ongewild meer kans. Kort gehouden gewassen leiden tot een breder scala aan planten. Ook natuurverenigingen maaien vandaag vaak terreinen om de verscheidenheid aan planten te verhogen.
> Om die rijkdom in het reservaat Raymond Mayné te onderhouden gebeurt er dus ‘gecontroleerde natuurbeheersing’ . De natuur volledig zijn gang te laten gaan zou over een paar decennia het gebied weer omtoveren in een struikgebied in een eerste fase en bos in een later stadium. Her en der zie je dan ook in het reservaat een variatie aan struikgewas opschieten, zoals wilde rozen, met name in het wat lager gelegen deel van het reservaat. Het reservaat is op zijn best van april tot juli, als eerst de orchideeën en enkele andere typische plantensoorten openbloeien die op hun beurt, later in de lente, een grote verscheidenheid aan vlinders aantrekken.
> Zelfs met een beperkte natuurkennis spot je hier gemakkelijk verschillende orchideeënsoorten en minstens 10 verschillende vlindersoorten. Ook andere insektenvariëteiten zijn hier goed vertegenwoordigd.
> Gezien de kwetsbaarheid van het reservaat word je met aandrang gevraagd om op de paden te blijven. Alleen al enkele orchideeënsoorten zijn zeer gevoelig voor een verandering in hun milieu, zoals te hard aangestampte aarde door bezoekers.
> Is je interesse gewekt voor de aparte natuur op kalkgrasland, dan moet je zeker overwegen om een gelijkaardig reservaat te bezoeken net over de Franse grens: De heuvel ‘La Ramonette’ bereik je door de Gaumeroute (geel/wit) te volgen: Vanuit het centrum van Torgny daal je naar de vallei van de Chiers en in het Franse dorpje Velosnes links/rechts en over een asfalwegje omhoog langs La Ramonette. Aan de zuidelijk georiënteerde kant van dit kalkgrasgebied kan je in de vroege lente (april) oa wildemanskruid zien, naast orchideeënvariëteiten.
Kalkgraslanden van het natuurresevaat
Piramideorchis (hondskruid)
Bosvogeltje
Esparcette
Wilde weit
Wildemanskruid
Bergnachtorchis
Soldaatje
Gewone vleugeltjesbloem
Vogelnestje
> Nog even verder over La Gaume Buissonnière. Onze etappe zit er bjina op. Net na de kluizenaarskapel en het natuurreservaat gaan we links om af te dalen in het mooie Torgny.
> Voor de vlinders in het natuurreservaat Raymond Mayné en de Gaume: zie onze speciale vlinderpagina van de G.B.
> In het centrum bij de wasplaats ligt de enige taverne van Torgny, La Romanette (= een woordspeling op Romeins en La Ramonette, de kalkgrasheuvel aan Franse kant). Je kan er aan een glas Torgny-wijn nippen. Dit is ook een afstempelplaats langs La Gaume Buissonnière. In de buurt van de kerk ligt het chiquere restaurant-hotel La Grappe d’Or en er zijn nog meer overnachtingsmogelijkheden. Winkels zijn er niet in Torgny, in het zomerseizoen is er wel een toeristische dienst open.
> In het prachtige dorpje zelf overheerst een huizenstructuur van zandstenen gebouwen met rode dakpannen, daardoor de sfeer van een soort 'mini-Provence' oproepend. Die toeristische troeven van zuidelijke warmte worden maximaal uitgebaat door de toeristische dienst. Het label van 'mooiste dorpen van Wallonië' heeft ook tot gevolg dat de huizenprijzen hier fors zijn gestegen. Torgny is daardoor ook een beetje een luxedorpje geworden.
> Torgny lijkt opgebouwd te zijn als een harmonieus geheel en toch… schijn bedriegt een beetje. Er is in dit dorp eigenlijk maar één gebouw geklasseerd als zeer waardevol en dat is geen typisch huis zoals de meeste in Torgny, het is een boerderij gelegen aan een pleintje bij de Rue Cave. De gevel is ook geen blote natuursteen maar draagt de oorspronkelijke bepleistering van zand vermengd met rozige kalk. Daarmee krijg je ook een idee van hoe de meeste gebouwen in Torgny er vroeger hebben uitgezien, voor ze afgebeiteld werden. Het oudste nog bestaande huis dateert uit 1741.
> De geschiedenis van het dorpje moet echter veel ouder zijn, aangezien er ooit een merovingisch kerkhof werd bloot gelegd bij opgravingen. Een ander teken daarvan is dat Torgny qua lay-out in feite niet beantwoordt aan de typische straatdorpvorm van de meeste Gaumse dorpen. Verder vind je er wel kenmerken van een Gaums dorp, zoals een overdekte wasplaats (die wordt gevoed door een bron) uit de 19de eeuw en calvariekruisen in zandsteen of kalkzandsteen.
> Doodmoe na deze lange maar boeiende etappe. Er rest nog een extra 800 meter om naar het boerencampingkje van de familie Marx te wandelen (camping bestaat inmiddels niet meer).
Torgny
Torgny, beschermde hoeve met roze kalkbepleistering
Gaume Buissonnière (225 km)