Startpagina > Wandelen > GR 129 Dwars door België
'Veldkathedraal' Avioth heel in de verte
Montquintin, burchtruïne
Platbuiklibel
Onderweg van Lamorteau naar Torgny
Montquintin, ecomuseum
Lamorteau
Torgny
Esparcette
Bosvogeltje
Piramideorchis (Hondskruid)
Gewone vleugeltjesbloem
Vogelnestje
Bergnachtorchis
Soldaatje
Wilde weit
Wildemanskruid
Wilde akelei
Rouvroy
Croix Jean de Paris
Bruin zandoogje op beemdkroon
J-N von Hontheim
> In het centrum bij de wasplaats ligt de enige taverne van Torgny, La Romanette (= een woordspeling op Romeins en La Ramonette, de kalkgrasheuvel aan Franse kant). Je kan er aan een glas Torgny-wijn nippen. In de buurt van de kerk ligt het chiquere restaurant-hotel La Grappe d'Or en er zijn ook enkele overnachtingsmogelijkheden. Winkels zijn er niet in Torgny, in het zomerseizoen is er wel een toeristische dienst open.
> Er rest nog genoeg van de dag voor een wandeling buiten het GR-traject. Die leidt me even de Franse grens over in Velosnes, waar in het natuurreservaat nog meer uitzonderlijke flora te ontdekken valt aan de zuidzijde van de Ramonette-heuvel.
> In Torgny zijn we in het meest zuidelijke stukje België aanbeland. GR 129 zit er na 500 kilometer echter lang nog niet op, er resten nog bijna 70 kilometers vooraleer we in Aarlen de bron van de Semois bereiken.
Houtpulpfabriek Burgo Ardennes
Eikenboktor
Ferme de Hayon
> Onder een loden middagzon starten we aan het klimmetje over asfalt naar de top van de ronde heuvel waarop het arendsnest Montquintin ligt. Hogerop vervolgen we over een graspad en via de noordelijke toegangsweg wandelen we vervolgens Montquintin binnen langs een picknickbank bij het 'Croix du Haut des Termes' of 'Croix des déserteurs'. Het hoogteverschil bedraagt bijna 100 meters.
> In de woelige jaren na de Franse Revolutie wordt in 1794 het kasteel van Montquintin door de Fransen geplunderd en afgebrand. Heropbouw volgt in 1803, dit maal door de neef van J.-N. von Hontheim, Jean-Jacques. Later zal het kasteel herhaaldelijk ten prooi vallen aan brand: In 1869, 1931 en 1958.
> Johann-Nikolaus von Hontheim (1701 -1790) was de beroemdste inwoner van Montquintin. Hij was een van oorsprong Duits historicus en theoloog. Zijn publicaties onder het pseudoniem Justinus Febronius tijdens zijn functie van hulpbisschop, vielen niet in goede aarde bij de Romeinse curie. Ze kwamen op de kerkelijke index van verboden boeken terecht. Hij trok zich daarop terug in zijn kasteel in Montquintin. In zijn geschriften wilde hij katholieken en protestanten verzoenen door een aantal pijnpunten in het conflict te aan te kaarten. Daarbij nam hij ook de macht van paus en curie op de korrel.
> Het museum van het volksleven behoort tot het museum van Virton sinds 1965 en is niet zo vaak toegankelijk. Je ziet er oa een ingericht klaslokaaltje van vroeger, het gebouw heeft immers nog een tijd als schooltje gediend. Verder een collectie oude foto's, een keuken ingericht met oude gebruiksvoorwerpen en meubels, kamers met landbouwwerktuigen, enz.Vooral groepen op afspraak komen er. Individueel: 's namiddags in juli en augustus.
> In de 19de en 20 ste eeuw wisselt het gedeeltelijk geruïneerde kasteel talloze malen van bewoner, waarbij grondige restauratie uitblijft. Van 1935 tot 1945 dient de enige intacte vleugel nog als café-winkel. Het verval eindigt uiteindelijk als in 1995 een plan wordt opgemaakt om de site te restaureren. Momenteel worden de burchtruïnes in 2 lange fases gerestaureerd, een project dat loopt over vele jaren omdat het voornamelijk vrijwilligerswerk betreft. In een eerste fase werd archeologisch en architecturaal onderzoek verricht en werden noodzakelijke stappen gezet om het verval te stoppen. In een tweede fase worden werken uitgevoerd met het oog op beperkte restauratie en vooral om de staat van de ruïnes te consolideren.
> Op langere termijn is het de bedoeling het kasteel helemaal in zijn oude glorie herop te bouwen en er hedendaagse culturele en commerciële gebruiksinvulling aan te geven. In principe is de site niet toegankelijk tijdens de lange periode van restauratie, vanop de weg heb je toch al een mooi zicht. Af en toe vinden er gegidste bezoeken plaats. 's Zomers wordt er onderzoek en restauratie verricht, vooral door vrijwilligers. De verenigingen 'Fondation Kelyddon' en 'A Montquintin' zijn de stuwende kracht achter dit project.
> In het witgekalkte huis met rode dakpannen is een heemkundig museum gevestigd. De woning is gebouwd rond 1765, uit steen van de streek en bedekt met een laagje kalk om verwering tegen te gaan. Het was in feite een cijnshuis, gebouwd in opdracht van de kasteelheer van Montquintin (Von Hontheim). Er is een woongedeelte, een stal en een schuur en het dak is bekleed met rode dakpannen.
> Montquintin ligt op een hoogte van 324 meter, een stuk hoger dan Couvreux dus. De ruïnes van de oude burcht zijn een bezoek waard al kun je er misschien niet steeds rondwandelen omwille van aan de gang zijnde stabilisatiewerken die wel eeuwigdurend lijken te zijn. Ook het ecomusée op het kleine kerkpleintje kun je bezoeken (beperkte openingsuren).
> De heuvel domineert de omgeving, het is dan ook geen verrassing dat de site al minstens sinds de Romeinse tijd bewoond is en dat er bovenop al eeuwenlang een strategische versterking aanwezig is. Van het laatste kasteel zijn sinds 1935 enkel nog ruïnes over. Een eerste feodaal kasteel werd hier gebouwd door de graven van Chiny ter bescherming van de zuidelijke grens van hun territorium. De opvallende ligging van het kasteel bracht het vaak in het vizier van oorlogvoerende partijen. De burcht viel dan ook geregeld ten prooi aan belegering en verwoesting over de eeuwen heen. In 1760 wordt het kasteel een laatste maal sterk verbouwd door Johann-Nikolaus von Hontheim, waarbij het huidige grondplan in U-vorm tot stand komt.
> De linde die niet ver van de Saint-Quentinkerk staat, werd aangeplant bij het 100-jarig bestaan van België in 1930. De kerk heeft niet echt een klokkentoren, naar verluid uit vrees voor blikseminslag. Wandel ook even tot achter de kerk en het kerkhof, er werd in 2014 een 'visiorama' ingericht, een uitzichtplatform. Elders in het dorp staat nog een herenboerderij met 17de eeuwse ronde duiventoren.
> We stijgen licht om in het verlengde van het graspad rechtdoor te vervolgen op een steenslagweg die verderop geasfalteerd is. Op een afstand van zowat 100 meter voor de eerste huizen van Sommethonne, nemen we links een oplopend graspad. Het dauwnatte opgeschoten gras bezorgde me al snel natte voeten. Op een stratenkruispunt gekomen kiezen we linksvoor de Rue Honoré Berne die naar het centrum van Sommethonne loopt. Net voor de kerk nemen we links een sterk oplopende straat. Die leidt naar een Kristusbeeld (met rustbanken) dat zegenend Sommethonne overkijkt. Links van dezelfde weg lopen we verder langs de muur van het kerkhof (rustbank). De scherpe stijging wordt beloond met mooie zichten over de streek rond Sommethonne.
> Mijn niet zo lekker gelegen wildkampeerplek ten zuiden van Gérouville verlaat ik alvast op tijd. We komen dadelijk langs het Croix Jean de Paris (rustbanken). Even ontbeten op de rustbank bij het kruis, genietend van de eerste zonnestralen, die het begin van een warme dag aankondigen.
> Het kruis 'Jean de Paris' werd op dit kruispunt geplaatst ter herdenking van een soldaat uit het Franse leger die hier sneuvelde in 1709. De echte naam van de soldaat was Jean Lallemant. Volgens de legende liet de eigenaar van de grond een muntstuk in het voetstuk van het kruis metselen. Zelfs wilde verhalen over een schat deden de ronde, daardoor ongure elementen aantrekkend die de steen openbraken. Het huidige kruismonument staat er weer vredig gerestaureerd bij.
> Wat kortere etappe vandaag op onze tocht naar het zuiden over GR 129 - Dwars door België. Zo gepland dat ik op het einde nog tijd heb om in Torgny en net over de grens te Velosnes, op zoek te gaan in de natuurreservaten naar zeldzame orchideeën en vlinders.
> De weg draait rond het kerkhof en loopt hogerop tussen weiden en akkers naar een T-kruising die wordt gemarkeerd met een groenpleintje waarop 2 kastanjelaars, 2 linden, een calvariekruis en een rustbank staan. We gaan op dit punt rechts over een rustig asfaltwegje dat naar de verkeersweg N886 loopt. Langs enkele schuren en hangars (mogelijk honden) stijgen we langs een bosrand naar een dominerende hoogte rond 330 meter. De weg waarover we wandelen is waarschijnlijk van Romeinse oorsprong. Aan onze rechterzijde een zicht over het laagst gelegen dorpsdeel van Sommethonne.
> Verderop vormt de hooglopende, oude weg de grenslijn met Frankrijk. Rechts zien we het Franse dorp Thonne-la-Long liggen en als je goed speurt zie je ergens ook de monumentale dubbeltoren van de zogenaamde 'veldkathedraal' van het minuscule dorp Avioth liggen.
> Links in de verte is ook de houtpulpfabriek Burgo te zien, de mogelijk nogal weeë stank in de lucht (afhankelijk van de windrichting) is daarvan afkomstig. De fabriek 'Cellulose des Ardennes d'Harnoncourt' is sinds 1964 hier gevestigd. Het bedrijf staat symbool voor industriële aanwezigheid in de Gaume. Misschien vind je het zicht van de uitgebreide fabriekterreinen, inclusief rokende schouwpijpen, een aanfluiting van landschapsplanning en milieu en misschien is dat ook zo, maar met de komst van deze fabriek konden honderden arbeiders werk vinden in eigen streek, waar voordien bijna enkel gependeld werd naar de Franse industriële regio's rond Longuyon, Longwy, Carignan en Montmédy.
> Tenslotte is de Gaume ook vandaag een regio waar mensen willen wonen en werken, het is geen openluchtmuseum. Sinds een aantal jaren is deze fabriek in Italiaanse handen, tegenwoordig heet ze 'Burgo Ardennes'. Er wordt per dag zo'n 1000 ton aan papierpulp gemaakt uit houtsnippers en afvalhout. Hierdoor heeft deze aktiviteit een belangrijke rol in de houtnijverheid van de zuidelijke Ardennen. Meer dan 700 arbeiders vinden er werk + 100'en werknemers van toeleveringsfirma's. Daarmee is Burgo Ardennes het belangrijkste bedrijf van de Gaume.
> Links aan het Croix Jean de Paris, over een weg die van oorsprong een Romeins diverticulum is. Op het einde van een dennenperceel vervolgen we rechtsvoor en als we op asfalt komen gaan we rechts, richting Ferme du Hayon. Aan onze linkerzijde is een mooi uitzicht over een depressie in dit golvende stukje Gaume. We dalen licht naar de hoeve en we gaan zowaar door de monumentale ingangspoort van de Ferme du Hayon.
> Terug naar het kruispunt van de wegen en afdalen richting Rouvroy. Al dalend over de asfaltweg komen we nogmaals langs een kruis waar een verhaal aan vast hangt. Het moet gezegd dat de gemeente Rouvroy heel wat inspanningen leverde om met infoborden tekst en uitleg bij klein patrimonium te geven en overal zijn rustbanken, de gemeente heeft ook een eigen wandelkaart. Een wandelvriendelijke gemeente dus, al moet ook gezegd dat er nogal wat landweggetjes geasfalteerd zijn in Rouvroy en dat route-ontwerpers het niet makkelijk hebben om van het asfalt af te raken.
> Beneden, in de vallei van de Ton, steken we de verkeersweg Dampicourt - Montmédy (N871) over om tot bij de kerk van Rouvroy te lopen. Alle dorpen en gehuchten waar we tijdens deze etappe wandelen vanaf Couvreux behoren tot Rouvroy. Het is wat oppervlakte betreft de kleinste gemeente van de provincie Luxemburg en ook het bewonersaantal is eerder laag: er wonen in alle dorpen samen slechts iets meer dan 2000 inwoners.
> Zelfs met een beperkte natuurkennis spot je hier gemakkelijk verschillende orchideeënsoorten en minstens 10 verschillende vlindersoorten. Ook andere insektenvariëteiten zijn hier goed vertegenwoordigd. Gezien de kwetsbaarheid van het reservaat word je met aandrang gevraagd om op de paden te blijven. Alleen al enkele orchideeënsoorten zijn zeer gevoelig voor een verandering in hun milieu, zoals te hard aangestampte aarde door bezoekers.
> Na een korte verkenning pik ik mijn rugzak terug op om verder af te dalen langs een wijngaard naar het mooie Gaumedorpje Torgny, meteen ook het eindpunt van deze etappe. De wijngaardcultuur in België gaat terug tot de Romeinse periode. Deze landbouwcultuur en de daaruit voortvloeide produktie van wijn kwam mee met de zuiderse bezetter. De verbouwing van wijnranken had een wisselend succes doorheen de loop van de eeuwen. Na de 15de eeuw vermindert de populariteit van de teelt, tot rond 1945.
> Het is niet bewezen dat in Torgny al in de Romeinse periode aan wijnproduktie werd gedaan. Zeker is dat de teelt van wijndruiven in Torgny niet permanent aanwezig is geweest. Zo wordt er in de eerste helft van de 19de eeuw een behoorlijke 4,5 ha aan wijndruiven verbouwd, terwijl op het einde van diezelfde eeuw dit areaal weer volledig is verdwenen. Na WO II neemt de natuurvereniging 'Ardenne et Gaume' initiatieven om deze verloren cultuur en traditie weer leven in te blazen. Om maximaal van het gunstige klimaat te profiteren wordt goed gelegen grond gezocht in de omgeving van Torgny.
> Ook elders in België wordt weer volop geëxperimenteerd met wijngaarden. In Vlaanderen worden vanaf 1970 vooral in het Hageland weer wijnstokken geplant. Twee zeer strenge winters (1985 -1986) met temperaturen die diep onder 0 gaan verwoestten de wijngaard van Torgny. In 1987 wordt er herplant op de Clos de la Zolette en in 1991 ook op een terrein dat dubbel zo groot is (1ha), Poirier du Loup. Dat is de wijngaard die we nu zien. Vanaf 1997 kon er volop worden geoogst, goed voor zowat 5000 liter wijn. Zelf even getest: Het is een fris wijntje, maar de smaak mist een beetje het fruitig boeket en het warme karakter van een zuiderse wijn.
> Een oude inwoonster van Torgny is het project genegen en is bereid een stuk grond te verkopen aan voordelige voorwaarden. Het terrein is licht aflopend, zuidelijk georiënteerd op het bajociaan en beschermd van de koudste oostelijke winden, ideaal dus. De wijngaard krijgt de bijnaam van de schenkster van de grond, Joséphine Wathy: 'La Zolette'. Wetenschappelijke ondersteuning komt van het landbouwinstituut van Gembloux. Een aanplanting van Rieslingstokken in 1955 brengt 4 jaren later een eerste bescheiden oogst aan druiven op. Vanaf 1959 zal de wijngaard goed zijn voor een opbrengst die evolueert naar gemiddeld een 2000 kilo druiven per oogst.
> We dalen tot bij een roze gekalkte hoeve, een beschermd gebouw overigens en gaan daar links tot het centrum van Torgny. Overnachten deed ik op de kleine boerencamping van de familie Marx maar bestaat inmiddels niet meer.
> Zo heb je een idee hoe de meeste gebouwen in Torgny er vroeger hebben uitgezien, voor ze afgebeiteld werden. Het oudste huis dateert uit 1741. De geschiedenis van het dorpje moet echter veel ouder zijn, aangezien er ooit een merovingisch kerkhof werd bloot gelegd bij opgravingen. Torgny beantwoordt qua lay-out ook niet aan de typische straatdorpvorm van de meeste Gaumse dorpen. Wel vind je ook hier een overdekte wasplaats (die wordt gevoed door een bron) uit de 19de eeuw en calvariekruisen in zandsteen of kalkzandsteen.
> In het prachtige dorpje zelf overheerst een huizenstructuur van zandstenen gebouwen met rode dakpannen, daardoor de sfeer van een soort 'mini-Provence' oproepend. Die toeristische troeven van zuidelijke warmte worden maximaal uitgebaat door de toeristische dienst. Het label van 'mooiste dorpen van Wallonië' heeft ook tot gevolg dat de huizenprijzen hier fors zijn gestegen. Torgny is daardoor ook een beetje een luxedorpje geworden. Torgny lijkt opgebouwd te zijn als een harmonieus geheel en toch. schijn bedriegt een beetje.
> Er is in dit dorp eigenlijk maar één gebouw geklasseerd als zeer waardevol en dat is geen typisch huis zoals de meeste in Torgny, het is een boerderij gelegen aan een pleintje bij de Rue Cave. De gevel is ook geen blote natuursteen maar draagt de oorspronkelijke bepleistering van zand vermengd met rozige kalk.
> Torgny is één van de mooiste dorpen van Wallonië. Nergens anders voel je de zuiderse sfeer van de Gaume zo goed. Het zuiders georiënteerde dorp, beschermd van gure winden door de cuesta bajocienne en de bodem van snel opwarmende kalkzandsteen, zorgen voor zowel een aparte natuur als architectuur. Met de speciale natuurlijke aspecten van de omgeving hebben we al kennis gemaakt in het natuurdomein Raymond Mayné.
> Het natuurreservaat Raymond Mayné is echt een pareltje! Dit is dé plek om enkele van de biezonderste planten van de Gaume te ontdekken. Neem er je tijd voor, vooral als je hier in de maanden mei en juni bent. Het merkwaardige aan dit kleine natuurreservaat is dat dit stukje natuur bestaat uit één van de weinige stukken overgebleven kalkgrasland van Belgisch Lotharingen.
> Al sinds 1942 werd deze strook kalkgrasland als natuurreservaat erkend, wat toch duidt op waarde van de natuurrijkdom hier. Dit is het allereerste reservaat dat de natuur- en heimatvereniging 'Ardenne et Gaume' onder haar hoede nam. Het is eigendom van de gemeente Rouvroy, waaronder Torgny valt. Het reservaat werd gedoopt naar de allereerste voorzitter van de vzw 'Ardenne et Gaume', professor Raymond Mayné. Het is een klein reservaat, oorspronkelijk amper 3 ha groot. Later werd het reservaat uitgebreid met enkele her en der verspreide kalkgraslanden.
> De sterk kalkhoudende grond trekt een aparte fauna en flora aan die elders in België zeldzaam is, sommige soorten komen zelfs enkel hier voor en zijn eerder typisch voor meer zuidelijke streken! Dat heeft alles te maken met het feit dat de kalkbodem zeer snel warmte absorbeert. Neem daarbij nog het feit dat de aflopende helling nogal zuiders is georiënteerd en afgeschermd is van de koudste winden uit het noordoosten door een beboste cuesta en je hebt hier een warm micro-klimaat. Het reservaat ligt op een hoogte die varieert tussen 280 en 300 meter.
> Zoals je ziet bestaat een deel van het reservaat ook uit rotsen. Dat is geen natuurlijke rotsformatie, maar een restant van een steengroeve. Vermoedelijk wordt hier al sinds de Romeinse periode steen uit gehakt. De groeve in de geologische laag van de cuesta bajocienne, heeft ook eeuwenlang gediend voor de inwoners van Torgny om bouwsteen uit te halen. Ze hadden hier een gemeenschappelijk recht op. Pas met de bescherming van de omgeving als natuurreservaat in de jaren '40 kwam er een einde aan de exploitatie. De kalksteen was niet overal van een even goede kwaliteit. Lagen met teveel onverteerde resten van schelpfossielen werden aangewend als wegbedekking. De grillige resten van de rotsen bieden nu aan een uiterst gevarieerde insectenwereld een gewaardeerde leefomgeving.
> Ook het kalkgrasland is niet zomaar vanzelf ontstaan, maar voornamelijk door menselijke inmenging. In een eerste fase vond hier ontbossing plaats, wellicht al vanaf de Romeinse periode. De vrij gekomen grond werd gebruikt om cultuurgewassen te kweken of als graasgronden voor het vee. Men had ook de gewoonte om verwildering tegen te gaan door het afbranden van grasland. Zo was er gras- en graasgrond voor vee. Plantensoorten die anders door hoger opschietende gewassen en bomen snel zouden worden verdrongen, kregen zo ongewild meer kans. Kort gehouden gewassen leiden tot een breder scala aan planten. Ook natuurverenigingen maaien vandaag vaak terreinen om de verscheidenheid aan planten te verhogen.
> Om die rijkdom in het reservaat Raymond Mayné te onderhouden gebeurt er dus 'gecontroleerde natuurbeheersing'. De natuur volledig zijn gang laten gaan zou over een paar decennia het gebied weer omtoveren in een struikgebied in een eerste fase en bos in een later stadium. Her en der zie je dan ook in het reservaat een variatie aan struikgewas opschieten, zoals wilde rozen, met name in het wat lager gelegen deel van het reservaat. Het reservaat is op zijn best van april tot juli, als eerst de orchideeën en enkele andere typische plantensoorten openbloeien die op hun beurt, later in de lente, een grote verscheidenheid aan vlinders aantrekken.
> Op de T-kruising voorbij de kerk gaan we rechts en nemen dan dadelijk het eerste weggetje links. Dit asfaltwegje gaat vrij hard stijgen, 't is wat puffen onderweg naar een bosrand die 80 meter hoger ligt. Een blik over de schouder loont de moeite om even van dit typisch Gaumelandschap te genieten.
> Ook in het Bois Géline gaat de stijging nog even door. In dit bos houden we links aan. Ik zie hier ondermeer wilde akelei, meiklokjes, en een typische plant voor het warme zuiden van België, lievevrouwebedstro. We stijgen dus nog wat, draaien kort tot op een T-kruising en gaan daar rechts wat vlakker wandelen.
> Op een volgende splitsing links en even later staan we weer aan de bosrand waar we rechts het asfaltwegje oplopen om dadelijk langs het noordelijke toegangspoortje van natuurreservaat Raymond Mayné te passeren.
> In het dorp zie je nogal wat typische Gaumehuizen met vaak het bouwjaar van de woning boven de deurlijst. De kerk van Lamorteau, gelegen aan de oever van de Ton, is gewijd aan Sint-Niklaas, een standbeeld van deze heilige staat in een nis. Pas sinds 1862 is Lamorteau een volwaardige parochie met een eigen kerk. Voordien gingen de inwoners naar de mis op de heuvel van Montquintin of naar Rouvroy. In de Rue de l'Eglise is nog een merkwaardig huis gelegen. Het huis van Mr de Franque zou in 1791 voorbestemd zijn geweest om te dienen als toevluchtsoord voor koning Lodewijk XVI van Frankrijk. Tijdens zijn nachtelijke vlucht naar Montmédy werden Lodewijk XVI en zijn familie in Varennes-en-Argonne echter onderschept door republikeinen. Het volledige verhaal over deze spannende gebeurtenissen kan je lezen in het wandelverslag over GR14 . Louis XVI en de Franse koninklijke familie zijn dus nooit in Lamorteau geraakt.
> GR 129 loopt langs de kerk van Rouvroy, die een mooie barokke torenspits heeft. We volgen de de straat nog enkele honderden meters verder maar niet tot in Harnoncourt, tevoren gaan we rechts de geasfalteerde RAVeL op. RAVeL-asfalt onder een warme namiddagzon, dat valt niet zo mee. Onderweg steken we de Ton een eerste keer over en lopen we een eind verder over de voormalige stationsite van Lamorteau. De nog herkenbare grootte van dit station heeft zeker te maken met het feit dat het een grensstation was. Waar het RAVeL-asfalt stopt, gaan we links de dorpsstraat van Lamorteau op tot net voorbij de Sint-Niklaaskerk. Picknickbanken aan de oever van de Ton, die we hier een tweede keer kruisen.
> We bereiken een plek met de naam 'A la croix d'Avioth' op 330 meter hoogte. Hier verlaten we de hoge aarden weg door links af te slaan. Het aangename, dalende steenslagpad gaat verderop over in een asfaltweg die we in lijn verder volgen. Na een tijd gaat de weg naar links bochten en daar nemen we een ander asfaltwegje rechtdoor (dus niet links meedraaien).
> We komen op een hoogte van 295 meter op een padenkruispunt met de naam 'A la voie Romaine' (rustbank) en nemen daar de meest rechtse weg. Het is een steenslagweg die stijgt langs een bosrand, hogerop een cuesta overwint en dan overgaat op een betonweg die op een akkerplateau loopt. Voor ons ligt de heuvel van Montquintin, daar zullen we straks over lopen, eerst passeren we nog langs Couvreux.
Montquintin
Sommethonne
Couvreux
Couvreux, oude wasplaats
Couvreux
> We gaan op deze etappe van GR 129 - Dwars door België - op zoek naar het meest zuidelijke dorp in België, Torgny, meteen ook een van de meest sfeervolle dorpen van het oude België en dan ook het hoogtepunt van deze tocht. Een ander hoogtepunt, meer in de letterlijke zin, is het arendsnest Montquintin, een piepklein Gaumedorp, op de top van een dominerende heuvel gelegen. Op en top Gaume, deze etappe, inclusief zonnig zuiders gevoel.
> Geen bevoorradingsmogelijkheid onderweg, wel een café-resto te Torgny en onderdakoverachting te Lamorteau en Torgny. Virton is de hoofdstad van de Gaume en het transportcentrum van de streek, met een treinstation te Saint-Mart en bussen die alle richtingen uitrijden, ook naar de dorpen die we onderweg passeren, al zijn de verbindingen richting Lamorteau en Torgny eerder schaars.
> De betonweg komt op de asfaltweg Couvreux - Dampicourt, waar we rechts gaan. Afdalen naar Couvreux. Onderweg komen we langs een picknickbank bij een gietijzeren wegkruis, eigenlijk een voormalig kerkhofkruis. Even genoten van de middagschaduw om wat te eten. Wat lager komen we langs de calvariescène Lhommel (1932) en nog lager, net voor het centrum van Couvreux, gaan we op bijna het laagste punt links. Eerst ben ik nog wat bronwater gaan tappen bij de voormalige wasplaats van Couvreux.
> De inwoners van Couvreux hebben lang moeten wachten om wat erkenning te krijgen voor hun dorp. Net zoals in Lamorteau, dat we straks passeren, was ook hier lange tijd geen kerk. Al in 1786 dienen de inwoners een verzoekschrift in voor de oprichting van een kapel. De historische evolutie was hen echter niet gezind: De volgende jaren waren immers erg woelig met de uitbraak van de Franse Revolutie en de machtsinperking van de katholieke kerk. Die wens stierf dus een stille dood. Rond 1832 gaat vanuit de dorpsbevolking weer de vraag naar een kerk uit. Terwijl in Montquintin een pastorie wordt gebouwd krijgt Couvreux een negatief antwoord om ook daar een kerk en pastorij op te richten.
> Het zou nog aanslepen tot 1880 vooraleer de dorpsbewoners van Couvreux hun kapel kregen. De patroonheilige is Sint-Rochus, beschermer tegen epidemieën. Dat was een bewuste keuze van de inwoners, de nare ervaringen met een cholera-epidemie in 1866 lagen immers nog vers in het geheugen. De huidige kerk ligt in de schaduw van een schitterende oude linde. Mogelijk werd hij geplant bij de inzegening van de kapel of de kerk ofwel is het net zoals in Montquintin een herdenkingsboom ter gelegenheid van 100 jaar België.
> De Ferme de Hayon is geen gewone familieboerderij maar een coöperatieve waar de mens en respectvol landbouwen centraal staan. Marc Van Overschelde leidt dit experimenteel landbouwproject waarbij heel wat personen betrokken zijn, sinds de jaren '90. Er wordt zowel land ingezaaid als een veestapel beheerd. Zo is er sinds 2010 ook een geitenboerderij.
> Via de de toegangspoort komen we op het erf, we wandelen bergaf tot net over een beekje, waar we 90° naar links draaien om een grassig pad te volgen dat mogelijk 's zomers wat overgroeid is.